-
1 rassemblement
-
2 réunion
réunion [ree.uunjõ]〈v.〉1 samenvoeging ⇒ (het) bijeenbrengen, verzameling, hereniging2 bijeenkomst ⇒ samenkomst, vergadering4 band ⇒ verbintenis, relatie♦voorbeelden:réunion mondaine • partyf2) bijeenkomst, samenkomst3) vergadering4) inlijving5) relatie -
3 ramassage
ramassage [raamaasaazĵ]〈m.〉1 (het) ophalen ⇒ (het) verzamelen, (het) bijeenbrengen, (het) oprapen♦voorbeelden:ramassage des ordures ménagères • huisvuilophaaldienstramassage scolaire • schoolbusdienst→ servicem(het) verzamelen, ophalen -
4 rapprochement
rapprochement [raaprosĵmã]〈m.〉 -
5 affrontement
affrontement [aafrõtmã]〈m.〉m1) confrontatie, botsing2) (het) bijeenbrengen [van samen te voegen delen] -
6 groupement
groupement [groepmã]〈m.〉1 groepering ⇒ indeling, rangschikking2 groep ⇒ groepering, organisatie♦voorbeelden:groupement de matériel de guerre • het bijeenbrengen van oorlogsmaterieelm1) groepering, indeling2) groep, organisatie -
7 groupement de matériel de guerre
groupement de matériel de guerreDictionnaire français-néerlandais > groupement de matériel de guerre
-
8 rapprocher
rapprocher [raaprosĵee]1 dichterbij brengen ⇒ bijeenbrengen, -plaatsen4 vergelijken ⇒ naast elkaar stellen, in verband brengen♦voorbeelden:ces lunettes rapprochent les objets • deze bril maakt de voorwerpen groter
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский